PensioenPro, 30 september 2018
Pensioenfondsen zien niets in de vrijwillige voortzetting als pensioenvoorziening voor zzp’ers. Maatregelen die het gebruik ervan zouden moeten stimuleren, worden gekwalificeerd als kansloos.
De vrijwillige voortzetting is op sterven na dood. Twee jaar geleden concludeerde toenmalig staatssecretaris Jette Klijnsma op grond van onderzoek dat deze regeling “niet het geschikte instrument is om zzp’ers een toereikend pensioen te laten opbouwen”. Sindsdien hebben pensioenfondsen ook geen veranderingen in de regeling aangebracht, om het gebruik ervan mogelijk te stimuleren.
Als deelnemers in pensioenfondsen uit dienst treden, kunnen ze in veel gevallen nog enige tijd – meestal drie jaar – deelnemer blijven en pensioen blijven opbouwen. Deze ‘vrijwillige voortzetting’ is ooit in het leven geroepen om periodes van werkloosheid te overbruggen, maar staat ook open voor ex-werknemers die als zelfstandige aan de slag gaan. In vrijwel alle gevallen is dat een prijzige aangelegenheid: de deelnemer zal ook het voormalige werkgeversdeel van de premie moeten ophoesten. Bij een bruto inkomen van 35 duizend euro kan de totale premie dan oplopen tot zesduizend euro per jaar (zie kader). Een ander bezwaar is dat de duur van de vrijwillige voortzetting beperkt is. Van een blijvende oplossing voor het ‘pensioenprobleem’ van de zelfstandige is dus geen sprake.
De nadelen van de regeling – voor gebruik door zzp’ers – worden breed uitgemeten in een onderzoek dat Bureau Bartels ruim twee jaar geleden verrichtte in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op grond van een inventarisatie bij veertig pensioenfondsen wordt daarnaast geconcludeerd dat – geëxtrapoleerd naar de hele sector – maximaal 650 zelfstandigen er gebruik van maken. In de jaren daarvoor was zo af en toe gesuggereerd dat er wel enkele duizenden ‘vrijwillige voortzetters’ zouden zijn, maar daar is volgens het onderzoek geen sprake van. Het was de basis waarop Klijnsma dus haar officieuze doodsvonnis uitsprak over de regeling.
Aanvangspremie
Toch zijn er wettelijk middelen om vrijwillig voortzetten aantrekkelijker te maken: sinds 2012 is het mogelijk de looptijd te verlengen (tot tien jaar) en bovendien zijn pensioenfondsen niet verplicht meteen de hoge, vaste premie te verlangen. Een lagere aanvangspremie zou bijvoorbeeld ook mogelijk zijn.
Slechts een enkel pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheden. Zo kan een deelnemer in PFZW per kalenderjaar twee keer de mate van vrijwillige voortzetting aanpassen, waarbij de keuze ligt tussen 30 procent en 100 procent van wat hij oorspronkelijk werkte. Maar over het algemeen hanteren fondsen de korte looptijd en de volledige premie en daarin is de afgelopen twee, drie jaar ook geen verandering in gekomen.
Volgens David van As, directeur van het bestuursbureau van bpfBouw, is de geringe populariteit van de regeling ook niet te wijten aan dit type randvoorwaarde. “Wij gaan ervan uit dat het vooral een kwestie is van een tekortschietend pensioenbewustzijn”, zegt hij. “De belangstelling is er niet. Onder zelfstandigen is de motivatie laag om te voorzien in een pensioen.” Het verruimen van de mogelijkheden zou daar volgens bpfBouw niets aan veranderen. “Uit onderzoek onder onze achterban blijkt dat daar geen behoefte aan bestaat.”
Spanningen
Op dit moment maken bij het pensioenfonds 233 mensen gebruik van de regeling en minder dan de helft daarvan is zzp’er. “Meestal gaat het om het overbruggen van een periode van werkloosheid en niet zelden is de voortzetting dan geregeld in een sociaal plan. De individuele deelnemer draait in zo’n geval niet alleen op voor de totale premie.”
Het invoeren van een lagere instappremie is niet overwogen. “Dat zou ook spanningen kunnen geven binnen het fonds: waarom de ene categorie andere rechten geven dan andere categorieën?” Afgezien daarvan zouden deze wijzigingen ook administratief erg lastig en omslachtig zijn. Van As: “Dat levert inefficiënties op in de systemen en de kosten daarvan komen ten laste van het collectief.”
Andere pensioenfondsen rapporteren ook lage cijfers. Pensioenfonds Vervoer meldt dat het om “een handvol mensen” gaat, ook al is het bij Vervoer wel mogelijk onder voorwaarden de maximale duur tot tien jaar te verlengen. Maar de regeling is de afgelopen jaren niet veranderd. Pensioenfonds PGB zegt dat nu 24 deelnemers het pensioen vrijwillig voortzetten (vorig jaar waren dat er 19) en dat vindt men zelf ook weinig. De hoge kosten zijn de belangrijkste reden voor de lage deelname, aldus PGB.
Opt out
Als oplossing voor het pensioenprobleem van zzp’ers is deze regeling dus ten dode opgeschreven. Ook de Pensioenfederatie onderschrijft dat. “De vrijwillige voortzetting is geen oplossing. Van die weg zijn we afgestapt”, aldus de woordvoerder. Van As (bpfBouw) betreurt dat overigens. “Een pensioenfonds wil per slot van rekening zoveel mogelijk deelnemers. Bovendien staat buiten kijf dat de pensioenvoorziening voor zzp’ers een aanzienlijk probleem is, waar we wel een oplossing voor moeten vinden. Het is een sluipmoordenaar, zeg ik wel eens: als we niets doen leidt dat onherroepelijk tot misstanden, maar alleen zullen die zich pas na verloop van tijd openbaren. BpfBouw doet dan ook onderzoek naar mogelijkheden om dit vraagstuk te adresseren.”
De Pensioenfederatie stelt in dat kader voor zelfstandigen automatisch te laten participeren in een pensioenregeling, met daarbij de mogelijkheid om uit te stappen. Geen dwang dus, maar geen pensioen opbouwen wordt dan wel een bewuste keuze. Het voorstel wordt breed gedragen in de sector, zegt Van As. In juni werkte de Pensioenfederatie het uit in een discussiepaper dat onder meer werd verstuurd aan Tweede Kamerleden. Het lijkt een kansrijk voorstel te zijn.
___
Ruzie over vrijwillig verplicht
Schilders die zich zelfstandig vestigen kunnen ook kiezen voor vrijwillige voortzetting, als ze eerder waren aangesloten bij BPFSchilders. Maar eerder zal er sprake zijn van een verplichting: sinds jaar en dag geldt de verplichtstelling in deze branche ook voor (kleine) ondernemers, en daar vallen zzp’ers ook onder. Wie ontslag neemt en voor zichzelf begint, komt als ondernemer vanzelf bij hetzelfde pensioenfonds terecht.
Zelfstandigen Bouw, ondernemersorganisatie voor zelfstandigen in de bouw, is het daar niet mee eens en voert al enkele jaren actie – bij het fonds en bij het ministerie – om die verplichtstelling af te schaffen. Zelfstandige ondernemers moeten de vrijheid hebben zelf te bepalen hoe ze hun pensioen regelen, aldus de organisatie. Verplichte aansluiting bij een pensioenfonds wordt ‘een Russisch routlette pensioen’ genoemd. Het compromisvoorstel van het pensioenfonds, om in individuele gevallen uitzonderingen te maken, wordt niet geaccepteerd. De gang naar de rechter is inmiddels gemaakt, maar de eerste mondelinge behandeling in deze zaak moet nog plaatsvinden.
Wat kost het?
De pensioenregeling vrijwillig voortzetten kan bij ongeveer 85 procent van alle pensioenfondsen. De kosten zijn grofweg te bereken door het laatstverdiende bruto loon te nemen, daar de AOW-franchise vanaf te trekken en van het restant het totale premiepercentage te nemen. Theoretisch voorbeeld: bij een bruto loon van 50.000 euro, een AOW-franchise van 14.000 euro en een premiepercentage (werknemers- en werkgeversdeel samen) van 22 procent is de jaarlijks op te hoesten premie 7920 euro.
Praktische voorbeelden: bpfBouw heeft een premiecalculator op de website staan, waarmee aan de hand van sector en loon de verwachte premie kan worden berekend. Een timmerman die ontslag neemt bij de timmerfabriek en voor zichzelf begint, met vooruitzichten op een bruto loon van 35 duizend euro, zal per jaar 4375 euro moeten betalen om zijn middelloonregeling voort te zetten. In de sector bouw & infra is dat (inclusief aanvullingsregelingen) 5386 euro.
Bij diverse andere pensioenfondsen is zo’n rekentool alleen beschikbaar voor deelnemers, maar ABP heeft hem ook opengesteld voor algemeen gebruik. Bij een bruto loon van 35 duizend euro bij uitdiensttreding kost vrijwillige voortzetting voor ABP-deelnemers 5939 euro per jaar. Bij een bruto jaarsalaris van 60 duizend euro loopt de premie op tot 12.437 euro per jaar.